aanhinken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hink aan | hinkte aan | ben aangehinkt |
jij, je, u | hinkt aan | hinkte aan | bent aangehinkt |
hij, zij, het | hinkt aan | hinkte aan | is aangehinkt |
wij | hinken aan | hinkten aan | zijn aangehinkt |
jullie | hinken aan | hinkten aan | zijn aangehinkt |
zij, ze | hinken aan | hinkten aan | zijn aangehinkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanhinken with some of the pronouns.
- Ik hink aan door de gang.
- Jij hinkt aan met een sprongetje.
- Hij/Zij hinkt aan op één been.
- Wij hinken aan naar de finish.
- Zij hinken aan terwijl ze lachen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanhinken with some of the pronouns.
- Ik hinkte aan met mijn gebroken been.
- Jij hinkte aan tijdens het spel.
- Hij/Zij hinkte aan langs de rivier.
- Wij hinkten aan op het strand.
- Zij hinkten aan door het bos.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanhinken with some of the pronouns.
- Ik heb aangehinkt tijdens de wedstrijd.
- Jij bent aangehinkt naar het park.
- Hij/Zij is aangehinkt naar de speeltuin.
- Wij hebben aangehinkt op het schoolplein.
- Zij zijn aangehinkt vanaf de startlijn.