uiteenrafelen

Conjugations List of Uiteenrafelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrafel uiteenrafelde uiteenheb uiteengerafeld
jij, je, urafelt uiteenrafelde uiteenhebt uiteengerafeld
hij, zij, hetrafelt uiteenrafelde uiteenheeft uiteengerafeld
wijrafelen uiteenrafelden uiteenhebben uiteengerafeld
jullierafelen uiteenrafelden uiteenhebben uiteengerafeld
zij, zerafelen uiteenrafelden uiteenhebben uiteengerafeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Uiteenrafelen with some of the pronouns.

  • Ik rafel de knoop uiteen.
  • Jij rafelt het probleem uiteen.
  • Hij/zij/het rafelt de stof uiteen.
  • Wij rafelen de geheimen uiteen.
  • Zij rafelen de oude traditie uiteen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uiteenrafelen with some of the pronouns.

  • Ik raafelde de argumenten uiteen.
  • Jij raafelde het verhaal uiteen.
  • Hij/zij/het raafelde de plannen uiteen.
  • Wij raafelden de structuur uiteen.
  • Zij raafelden de relatie uiteen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uiteenrafelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de draadjes uiteengerafeld.
  • Jij hebt het mysterie uiteengerafeld.
  • Hij/zij/het heeft de code uiteengerafeld.
  • Wij hebben de samenzwering uiteengerafeld.
  • Zij hebben het raadsel uiteengerafeld.