weerkeren

Conjugations List of Weerkeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkeer weerkeerde weerben weergekeerd
jij, je, ukeert weerkeerde weerbent weergekeerd
hij, zij, hetkeert weerkeerde weeris weergekeerd
wijkeren weerkeerden weerzijn weergekeerd
julliekeren weerkeerden weerzijn weergekeerd
zij, zekeren weerkeerden weerzijn weergekeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Weerkeren with some of the pronouns.

  • Wij keren terug naar huis na het werk.
  • De studenten keren regelmatig terug naar de bibliotheek.
  • Mijn ouders keren elk jaar terug naar hun geboorteland.
  • De toeristen keren vaak terug naar dezelfde vakantiebestemming.
  • Wanneer keren jullie weer terug van jullie reis?

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Weerkeren with some of the pronouns.

  • Vroeger keerden we altijd terug naar ons favoriete restaurant.
  • Toen ik jong was, keerde ik elke zomer terug naar hetzelfde vakantiehuisje.
  • Hij keerde regelmatig terug naar zijn geboortedorp om zijn familie te bezoeken.
  • We keerden telkens terug naar die gezellige bar in de stad.
  • Jullie keerden snel terug nadat jullie het nieuws hoorden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Weerkeren with some of the pronouns.

  • Ik ben teruggekeerd naar mijn oude baan.
  • Hij is vorige week teruggekeerd uit het buitenland.
  • Zij zijn gisteren teruggekeerd naar hun woonplaats.
  • We zijn al meerdere keren teruggekeerd naar die prachtige stad.
  • Jullie zijn nooit eerder teruggekeerd op dit tijdstip.