sijfelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sijfel | sijfelde | heb gesijfeld |
jij, je, u | sijfelt | sijfelde | hebt gesijfeld |
hij, zij, het | sijfelt | sijfelde | heeft gesijfeld |
wij | sijfelen | sijfelden | hebben gesijfeld |
jullie | sijfelen | sijfelden | hebben gesijfeld |
zij, ze | sijfelen | sijfelden | hebben gesijfeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Sijfelen with some of the pronouns.
- Ik sijfel over mijn toekomstplannen.
- Jij sijfelt vaak voordat je een beslissing neemt.
- Hij sijfelt al maanden over het boeken van zijn vakantie.
- Wij sijfelen regelmatig over de juiste aanpak van dit probleem.
- Jullie sijfelen te veel en nemen te weinig actie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Sijfelen with some of the pronouns.
- Ik sijfelde altijd voordat ik een belangrijke beslissing nam.
- Jij sijfelde vroeger meer dan nu.
- Hij sijfelde toen hij voor de eerste keer op reis ging.
- Wij sijfelden regelmatig over ons carrièrepad.
- Jullie sijfelden vaak over kleine dingen en verspilden daardoor veel tijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Sijfelen with some of the pronouns.
- Ik heb gesijfeld over de beste oplossing.
- Jij hebt lang genoeg gesijfeld; nu is het tijd om een keuze te maken.
- Hij heeft spijt dat hij zo lang heeft gesijfeld.
- Wij hebben eerder al gesijfeld over dit onderwerp.
- Jullie hebben in het verleden te veel gesijfeld en daardoor kansen gemist.