klossen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klos | kloste | heb geklost |
jij, je, u | klost | kloste | hebt geklost |
hij, zij, het | klost | kloste | heeft geklost |
wij | klossen | klosten | hebben geklost |
jullie | klossen | klosten | hebben geklost |
zij, ze | klossen | klosten | hebben geklost |
PresensBeta
Example presens sentences for Klossen with some of the pronouns.
- Ik klos regelmatig in mijn vrije tijd.
- Jij klost vaak met je vrienden.
- Hij klost graag op zaterdagochtend.
- Zij klost met veel enthousiasme.
- Wij klossen samen voor het goede doel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Klossen with some of the pronouns.
- Vroeger kloste ik elke dag na school.
- Toen ik jong was, klosten we altijd op feestjes.
- Hij kloste vroeger met zijn oma.
- Zij klosten lang voordat ze professioneel werden.
- Wij klosten als hobby in onze tienerjaren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Klossen with some of the pronouns.
- Ik heb geklost tijdens mijn vakantie.
- Jij hebt gisteren geklost in de workshop.
- Hij heeft al vele kilometers geklost.
- Zij heeft veel ervaring opgedaan door te klossen.
- Wij hebben samen een mooi kunstwerk geklost.