beklijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beklijf | beklijfde | heb beklijfd |
jij, je, u | beklijft | beklijfde | hebt beklijfd |
hij, zij, het | beklijft | beklijfde | heeft beklijfd |
wij | beklijven | beklijfden | hebben beklijfd |
jullie | beklijven | beklijfden | hebben beklijfd |
zij, ze | beklijven | beklijfden | hebben beklijfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Beklijven with some of the pronouns.
- De ervaring beklijft bij de deelnemers.
- De boodschap beklijft in het geheugen van de studenten.
- Het besef beklijft dat verandering noodzakelijk is.
- De indruk beklijft na het concert.
- De herinnering beklijft in mijn gedachten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beklijven with some of the pronouns.
- De indruk beklijfde na het concert.
- Het besef beklijfde dat verandering noodzakelijk was.
- De ervaring beklijfde bij de deelnemers.
- De boodschap beklijfde in het geheugen van de studenten.
- De herinnering beklijfde in mijn gedachten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beklijven with some of the pronouns.
- De indruk is beklijfd na het concert.
- Het besef is beklijfd dat verandering noodzakelijk is.
- De ervaring is bij de deelnemers beklijfd.
- De boodschap is in het geheugen van de studenten beklijfd.
- De herinnering is in mijn gedachten beklijfd.