vastketenen

Conjugations List of Vastketenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikketen vastketende vastheb vastgeketend
jij, je, uketent vastketende vasthebt vastgeketend
hij, zij, hetketent vastketende vastheeft vastgeketend
wijketenen vastketenden vasthebben vastgeketend
jullieketenen vastketenden vasthebben vastgeketend
zij, zeketenen vastketenden vasthebben vastgeketend

Presens
Beta

Example presens sentences for Vastketenen with some of the pronouns.

  • Ik keten vast aan de boom.
  • Jij ketent vast aan de stoel.
  • Hij ketent vast aan de muur.
  • Zij ketenen vast aan elkaar.
  • Wij ketenen vast aan de regels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vastketenen with some of the pronouns.

  • Ik ketende vast aan de boom.
  • Jij ketende vast aan de stoel.
  • Hij ketende vast aan de muur.
  • Zij ketenden vast aan elkaar.
  • Wij ketenden vast aan de regels.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vastketenen with some of the pronouns.

  • Ik heb vastgeketend aan de boom.
  • Jij hebt vastgeketend aan de stoel.
  • Hij heeft vastgeketend aan de muur.
  • Zij hebben vastgeketend aan elkaar.
  • Wij hebben vastgeketend aan de regels.