expanderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | expandeer | expandeerde | ben geƫxpandeerd |
jij, je, u | expandeert | expandeerde | bent geƫxpandeerd |
hij, zij, het | expandeert | expandeerde | is geƫxpandeerd |
wij | expanderen | expandeerden | zijn geƫxpandeerd |
jullie | expanderen | expandeerden | zijn geƫxpandeerd |
zij, ze | expanderen | expandeerden | zijn geƫxpandeerd |
Presens
Example presens sentences for Expanderen with some of the pronouns.
- Ik expandeer naar nieuwe markten.
- Jij expandeert jouw bedrijf wereldwijd.
- Hij/Zij/Het expandeert snel in de tech-industrie.
- Wij expanderen onze activiteiten naar Aziƫ.
- Jullie expanderen met succes in Europa.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Expanderen with some of the pronouns.
- Vroeger expandeerde ik voornamelijk nationaal.
- Toen ik jong was, expandeerde mijn familiebedrijf gestaag.
- In die periode expandeerden zij naar verschillende steden.
- Tijdens de economische crisis expandeerden veel bedrijven niet.
- Vorig jaar expandeerden we langzamer dan verwacht.
Perfectum
Example perfectum sentences for Expanderen with some of the pronouns.
- Ik ben geƫxpandeerd in de afgelopen jaren.
- Jij hebt jouw bedrijf succesvol uitgebreid.
- Hij/Zij/Het is sterk geƫxpandeerd in de laatste maanden.
- Wij hebben onze marktpositie stevig uitgebreid.
- Jullie zijn snel geƫxpandeerd naar andere regio's.