krieuwelen

Conjugations List of Krieuwelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrieuwelkrieuweldeheb gekrieuweld
jij, je, ukrieuweltkrieuweldehebt gekrieuweld
hij, zij, hetkrieuweltkrieuweldeheeft gekrieuweld
wijkrieuwelenkrieuweldenhebben gekrieuweld
julliekrieuwelenkrieuweldenhebben gekrieuweld
zij, zekrieuwelenkrieuweldenhebben gekrieuweld

Presens

Example presens sentences for Krieuwelen with some of the pronouns.

  • Ik krieuwel elke ochtend in mijn haar.
  • Jij krieuwelt altijd met je pen tijdens de les.
  • Hij/Zij/Het krieuwelt graag in de tuin.
  • Wij krieuwelen samen op de bank.
  • Jullie krieuwelen met de kat in huis.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Krieuwelen with some of the pronouns.

  • Ik krieuwelde vroeger altijd met mijn broertje.
  • Jij krieuwelde gisteren met de stekker van de lamp.
  • Hij/Zij/Het krieuwelde ongeduldig tijdens het wachten.
  • Wij krieuwelden als kinderen in het speelpark.
  • Jullie krieuwelden urenlang in de oude boeken.

Perfectum

Example perfectum sentences for Krieuwelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gekrieuwd in de modderige plassen.
  • Jij bent al lang genoeg aan het krieuwelen geweest.
  • Hij/Zij/Het heeft zichzelf gekrieuwd in de knoop.
  • Wij hebben in de zon gekrieuwd op het strand.
  • Jullie zijn de hele dag door blijven krieuwelen.