dagdromen

Conjugations List of Dagdromen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdagdroomdagdroomdeheb gedagdroomd
jij, je, udagdroomtdagdroomdehebt gedagdroomd
hij, zij, hetdagdroomtdagdroomdeheeft gedagdroomd
wijdagdromendagdroomdenhebben gedagdroomd
julliedagdromendagdroomdenhebben gedagdroomd
zij, zedagdromendagdroomdenhebben gedagdroomd

Presens
Beta

Example presens sentences for Dagdromen with some of the pronouns.

  • Ik dagdroom over mijn volgende vakantie.
  • Hij dagdroomt vaak tijdens de les.
  • Zij dagdroomt over haar toekomstige carrière.
  • We dagdromen graag over succes en geluk.
  • Jullie dagdromen meestal over romantische situaties.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dagdromen with some of the pronouns.

  • Ik dagdroomde vroeger veel tijdens saaie lessen.
  • Hij dagdroomde gisteravond over een spannend avontuur.
  • Zij dagdroomde als kind altijd over prinsessen en kastelen.
  • We dagdroomden lange tijd over een harmonieus gezinsleven.
  • Jullie dagdroomden vaak over een carrière in de muziekindustrie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dagdromen with some of the pronouns.

  • Ik heb daggedroomd over een leven als kunstenaar.
  • Hij heeft vaak daggedroomd over het winnen van de loterij.
  • Zij heeft al lang gedagdroomd over een wereldreis.
  • We hebben samen veel daggedroomd over onze toekomstplannen.
  • Jullie hebben regelmatig daggedroomd over het starten van een eigen bedrijf.