voorvoelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | voorvoel | voorvoelde | heb voorvoeld |
jij, je, u | voorvoelt | voorvoelde | hebt voorvoeld |
hij, zij, het | voorvoelt | voorvoelde | heeft voorvoeld |
wij | voorvoelen | voorvoelden | hebben voorvoeld |
jullie | voorvoelen | voorvoelden | hebben voorvoeld |
zij, ze | voorvoelen | voorvoelden | hebben voorvoeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Voorvoelen with some of the pronouns.
- Ik voel voor dat idee.
- Jij voelt voorvoelen in de lucht.
- Hij/Zij/Het voelt een vreemde sfeer voorvoelen.
- Wij voelen de spanning voorvoelen.
- Jullie voelen de verandering voorvoelen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voorvoelen with some of the pronouns.
- Ik voelde al iets voorvoelen.
- Jij voelde de toekomstige ontwikkelingen voorvoelen.
- Hij/Zij/Het voelde de naderende storm voorvoelen.
- Wij voelden de druk voorvoelen.
- Jullie voelden het gevaar voorvoelen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voorvoelen with some of the pronouns.
- Ik heb het voorgevoeld.
- Jij hebt voorvoeld wat er ging gebeuren.
- Hij/Zij/Het heeft al lang voorvoeld dat dit zou gebeuren.
- Wij hebben de risico's voorvoeld.
- Jullie hebben de mogelijke consequenties voorvoeld.