omslingeren

Conjugations List of Omslingeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslinger omslingerde omheb omgeslingerd
jij, je, uslingert omslingerde omhebt omgeslingerd
hij, zij, hetslingert omslingerde omheeft omgeslingerd
wijslingeren omslingerden omhebben omgeslingerd
jullieslingeren omslingerden omhebben omgeslingerd
zij, zeslingeren omslingerden omhebben omgeslingerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Omslingeren with some of the pronouns.

  • Ik slingert om de boom.
  • Jij slingert de touwen rond je lichaam.
  • Hij slingert het zwaard in de lucht.
  • Wij slingeren door het oerwoud.
  • Zij slingeren aan de lianen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omslingeren with some of the pronouns.

  • Ik slingerde om de boom.
  • Jij slingerde de touwen rond je lichaam.
  • Hij slingerde het zwaard in de lucht.
  • Wij slingerden door het oerwoud.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omslingeren with some of the pronouns.

  • Ik heb omgeslingerd om de boom.
  • Jij hebt de touwen rond je lichaam geslingerd.
  • Hij heeft het zwaard in de lucht geslingerd.
  • Wij hebben door het oerwoud geslingerd.
  • Zij hebben aan de lianen geslingerd.