beetpakken

Conjugations List of Beetpakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpak beetpakte beetheb beetgepakt
jij, je, upakt beetpakte beethebt beetgepakt
hij, zij, hetpakt beetpakte beetheeft beetgepakt
wijpakken beetpakten beethebben beetgepakt
julliepakken beetpakten beethebben beetgepakt
zij, zepakken beetpakten beethebben beetgepakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Beetpakken with some of the pronouns.

  • Ik pak de koffer beet.
  • Jij pakt de sleutels beet.
  • Hij pakt de hond beet.
  • Zij pakt de pen beet.
  • Wij pakken de boeken beet.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beetpakken with some of the pronouns.

  • Ik pakte de koffer beet.
  • Jij pakte de sleutels beet.
  • Hij pakte de hond beet.
  • Zij pakte de pen beet.
  • Wij pakten de boeken beet.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beetpakken with some of the pronouns.

  • Ik heb de koffer beetgepakt.
  • Jij hebt de sleutels beetgepakt.
  • Hij heeft de hond beetgepakt.
  • Zij heeft de pen beetgepakt.
  • Wij hebben de boeken beetgepakt.