ontkurken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontkurk | ontkurkte | heb ontkurkt |
jij, je, u | ontkurkt | ontkurkte | hebt ontkurkt |
hij, zij, het | ontkurkt | ontkurkte | heeft ontkurkt |
wij | ontkurken | ontkurkten | hebben ontkurkt |
jullie | ontkurken | ontkurkten | hebben ontkurkt |
zij, ze | ontkurken | ontkurkten | hebben ontkurkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontkurken with some of the pronouns.
- Ik ontkurk de fles wijn.
- Jij ontkurkt de champagnefles.
- Hij/zij ontkurkt de mousserende wijn.
- Wij ontkurken de bierflessen.
- Zij ontkurken de frisdrankfles.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontkurken with some of the pronouns.
- Ik ontkurkte de fles wijn gisteren.
- Jij ontkurkte de champagnefles tijdens het feest.
- Hij/zij ontkurkte de mousserende wijn op speciale gelegenheden.
- Wij ontkurkten de bierflessen elke vrijdagavond.
- Zij ontkurkten de frisdrankfles met enthousiasme.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontkurken with some of the pronouns.
- Ik heb de fles wijn ontkurkt.
- Jij hebt de champagnefles ontkurkt.
- Hij/zij heeft de mousserende wijn ontkurkt.
- Wij hebben de bierflessen ontkurkt.
- Zij hebben de frisdrankfles ontkurkt.