germaniseren

Conjugations List of Germaniseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgermaniseergermaniseerdeheb gegermaniseerd
jij, je, ugermaniseertgermaniseerdehebt gegermaniseerd
hij, zij, hetgermaniseertgermaniseerdeheeft gegermaniseerd
wijgermaniserengermaniseerdenhebben gegermaniseerd
julliegermaniserengermaniseerdenhebben gegermaniseerd
zij, zegermaniserengermaniseerdenhebben gegermaniseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Germaniseren with some of the pronouns.

  • Ik germaniseer mijn lessen om ze interessanter te maken.
  • Jij germaniseert de Nederlandse taal door veel Duitse woorden te gebruiken.
  • Hij/Zij/Het germaniseert zijn/haar uitspraak door te luisteren naar Duitstalige muziek.
  • Wij germaniseren de samenleving door Duitse cultuur te omarmen.
  • Jullie germaniseren de menukaart van het restaurant met Duitse gerechten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Germaniseren with some of the pronouns.

  • Ik germaniseerde mijn lessen om ze interessanter te maken.
  • Jij germaniseerde de Nederlandse taal door veel Duitse woorden te gebruiken.
  • Hij/Zij/Het germaniseerde zijn/haar uitspraak door te luisteren naar Duitstalige muziek.
  • Wij germaniseerden de samenleving door Duitse cultuur te omarmen.
  • Jullie germaniseerden de menukaart van het restaurant met Duitse gerechten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Germaniseren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn lessen gegemaniseerd om ze interessanter te maken.
  • Jij hebt de Nederlandse taal gegermaniseerd door veel Duitse woorden te gebruiken.
  • Hij/Zij/Het heeft zijn/haar uitspraak gegermaniseerd door te luisteren naar Duitstalige muziek.
  • Wij hebben de samenleving gegermaniseerd door Duitse cultuur te omarmen.
  • Jullie hebben de menukaart van het restaurant gegermaniseerd met Duitse gerechten.