redoubleren

Conjugations List of Redoubleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikredoubleerredoubleerdeheb geredoubleerd
jij, je, uredoubleertredoubleerdehebt geredoubleerd
hij, zij, hetredoubleertredoubleerdeheeft geredoubleerd
wijredoublerenredoubleerdenhebben geredoubleerd
jullieredoublerenredoubleerdenhebben geredoubleerd
zij, zeredoublerenredoubleerdenhebben geredoubleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Redoubleren with some of the pronouns.

  • Ik redoubleer mijn inspanningen om de taalvaardigheid van mijn studenten te verbeteren.
  • Jij redoubleert snel als je gestrest bent.
  • Hij redoubleert zijn inzet tijdens de wedstrijd.
  • Wij redoubleren onze inspanningen om het project op tijd af te krijgen.
  • Zij redoubleren vaak hun inspanningen wanneer ze voor een belangrijk examen studeren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Redoubleren with some of the pronouns.

  • Vroeger redoubleerde ik altijd mijn inspanningen tijdens de examenperiode.
  • Toen ik jonger was, redoubleerde jij vaak je inzet tijdens het sporten.
  • Hij redoubleerde zijn inspanningen gedurende de hele zomer.
  • Wij redoubleerden onze inspanningen nadat we hadden gemerkt dat we achterliepen.
  • Zij redoubleerden hun inspanningen tijdens het schrijven van hun scriptie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Redoubleren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn inspanningen redoubleerd om betere resultaten te behalen.
  • Jij hebt snel geredoubleerd nadat je was gevallen.
  • Hij heeft zijn inzet geredoubleerd sinds hij begon met sporten.
  • Wij hebben onze inspanningen geredoubleerd om de klus te klaren.
  • Zij hebben hun inspanningen geredoubleerd na de negatieve feedback.