wissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wis | wiste | heb gewist |
jij, je, u | wist | wiste | hebt gewist |
hij, zij, het | wist | wiste | heeft gewist |
wij | wissen | wisten | hebben gewist |
jullie | wissen | wisten | hebben gewist |
zij, ze | wissen | wisten | hebben gewist |
PresensBeta
Example presens sentences for Wissen with some of the pronouns.
- Ik wis de tafel schoon na het eten.
- Jij wist je handen grondig voordat je ging koken.
- Hij/zij wist de informatie uit zijn/haar geheugen.
- Wij wissen regelmatig onze browsergeschiedenis.
- Jullie wissen de whiteboard na elke vergadering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wissen with some of the pronouns.
- Vroeger wiste ik altijd mijn schoolbord na de les.
- Toen jij binnenkwam, wiste hij/zij snel zijn/haar zoekgeschiedenis.
- Elke zomer wisten wij de ramen van ons huis.
- Als kind wist ik nooit wat ik wilde worden als ik later groot was.
- Gisteren wisten jullie per ongeluk een belangrijk bestand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wissen with some of the pronouns.
- Ik heb de tafel schoongewist na het eten.
- Jij hebt je handen grondig gewist voordat je ging koken.
- Hij/zij heeft de informatie uit zijn/haar geheugen gewist.
- Wij hebben regelmatig onze browsergeschiedenis gewist.
- Jullie hebben het whiteboard gewist na elke vergadering.