dikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dik | dikte | heb gedikt |
jij, je, u | dikt | dikte | hebt gedikt |
hij, zij, het | dikt | dikte | heeft gedikt |
wij | dikken | dikten | hebben gedikt |
jullie | dikken | dikten | hebben gedikt |
zij, ze | dikken | dikten | hebben gedikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Dikken with some of the pronouns.
- De vrienden dikken samen in het café.
- Ik dik altijd de saus met een beetje bloem.
- Jij dikt je verhalen altijd aan.
- Hij/Zij dikt de waarheid regelmatig wat aan.
- Wij dikken de tekst aan met extra voorbeelden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dikken with some of the pronouns.
- De vrienden dikten samen in het café.
- Ik dikte altijd de saus met een beetje bloem.
- Jij dikte je verhalen altijd aan.
- Hij/Zij dikte de waarheid regelmatig wat aan.
- Wij dikten de tekst aan met extra voorbeelden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dikken with some of the pronouns.
- De vrienden hebben samen in het café gedikt.
- Ik heb altijd de saus met een beetje bloem gedikt.
- Jij hebt je verhalen altijd aangedikt.
- Hij/Zij heeft de waarheid regelmatig wat aangedikt.
- Wij hebben de tekst aangedikt met extra voorbeelden.