kielhalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kielhaal | kielhaalde | heb gekielhaald |
jij, je, u | kielhaalt | kielhaalde | hebt gekielhaald |
hij, zij, het | kielhaalt | kielhaalde | heeft gekielhaald |
wij | kielhalen | kielhaalden | hebben gekielhaald |
jullie | kielhalen | kielhaalden | hebben gekielhaald |
zij, ze | kielhalen | kielhaalden | hebben gekielhaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Kielhalen with some of the pronouns.
- Ik kielhaal de zeeman tijdens de storm.
- Jij kielhaalt de matroos zonder genade.
- Hij kielhaalt de piraten op volle zee.
- Wij kielhalen de kapitein als strafmaatregel.
- Zij kielhalen de indringer in de haven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kielhalen with some of the pronouns.
- Ik kielhaalde de zeeman tijdens de storm.
- Jij kielhaalde de matroos zonder genade.
- Hij kielhaalde de piraten op volle zee.
- Wij kielhaalden de kapitein als strafmaatregel.
- Zij kielhaalden de indringer in de haven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kielhalen with some of the pronouns.
- Ik heb de zeeman gekielhaald tijdens de storm.
- Jij hebt de matroos zonder genade gekielhaald.
- Hij heeft de piraten op volle zee gekielhaald.
- Wij hebben de kapitein als strafmaatregel gekielhaald.
- Zij hebben de indringer in de haven gekielhaald.