leegschieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schiet leeg | schoot leeg | heb leeggeschoten |
jij, je, u | schiet leeg | schoot leeg | hebt leeggeschoten |
hij, zij, het | schiet leeg | schoot leeg | heeft leeggeschoten |
wij | schieten leeg | schoten leeg | hebben leeggeschoten |
jullie | schieten leeg | schoten leeg | hebben leeggeschoten |
zij, ze | schieten leeg | schoten leeg | hebben leeggeschoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Leegschieten with some of the pronouns.
- Ik schiet de kogels leeg.
- Jij schiet de munitie leeg.
- Hij schiet het wapen leeg.
- Wij schieten de pistolen leeg.
- Zij schieten de geweren leeg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Leegschieten with some of the pronouns.
- Ik schoot de kogels leeg.
- Jij schoot de munitie leeg.
- Hij schoot het wapen leeg.
- Wij schoten de pistolen leeg.
- Zij schoten de geweren leeg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Leegschieten with some of the pronouns.
- Ik heb de kogels leeggeschoten.
- Jij hebt de munitie leeggeschoten.
- Hij heeft het wapen leeggeschoten.
- Wij hebben de pistolen leeggeschoten.
- Zij hebben de geweren leeggeschoten.