gaslaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sla ga | sloeg ga | heb gageslagen |
jij, je, u | slaat ga | sloeg ga | hebt gageslagen |
hij, zij, het | slaat ga | sloeg ga | heeft gageslagen |
wij | slaan ga | sloegen ga | hebben gageslagen |
jullie | slaan ga | sloegen ga | hebben gageslagen |
zij, ze | slaan ga | sloegen ga | hebben gageslagen |
PresensBeta
Example presens sentences for Gaslaan with some of the pronouns.
- Ik sla gas aan om te koken.
- Jij slaat gas aan voor de verwarming.
- Hij slaat altijd gas aan voordat hij gaat douchen.
- Wij slaan het gas aan om te barbecueën.
- Zij slaan het gas aan in geval van nood.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gaslaan with some of the pronouns.
- Vroeger sloeg ik gas aan om te koken.
- Toen sloeg jij gas aan voor de verwarming.
- Hij sloeg altijd gas aan voordat hij ging douchen.
- Vroeger sloegen wij het gas aan om te barbecueën.
- Toen sloegen zij het gas aan in geval van nood.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gaslaan with some of the pronouns.
- Ik heb gas aangeslagen om te koken.
- Jij hebt gas aangeslagen voor de verwarming.
- Hij heeft altijd gas aangeslagen voordat hij ging douchen.
- Wij hebben het gas aangeslagen om te barbecueën.
- Zij hebben het gas aangeslagen in geval van nood.