toeplooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | plooi toe | plooide toe | heb toegeplooid |
jij, je, u | plooit toe | plooide toe | hebt toegeplooid |
hij, zij, het | plooit toe | plooide toe | heeft toegeplooid |
wij | plooien toe | plooiden toe | hebben toegeplooid |
jullie | plooien toe | plooiden toe | hebben toegeplooid |
zij, ze | plooien toe | plooiden toe | hebben toegeplooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Toeplooien with some of the pronouns.
- Ik plooi de brief toe voordat ik hem in de envelop stop.
- Hij plooit zijn jas netjes op voordat hij naar buiten gaat.
- Wij plooien de tafel uit voor het familiediner.
- Jullie plooien de handdoeken op en leggen ze in de kast.
- De kinderen plooien de papieren vliegtuigjes zorgvuldig.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toeplooien with some of the pronouns.
- Vroeger plooide ik de brief toe voordat ik hem in de envelop stopte.
- Hij plooide zijn jas netjes op voordat hij naar buiten ging.
- Wij plooiden de tafel uit voor het familiediner.
- Jullie plooiden de handdoeken op en legden ze in de kast.
- De kinderen plooiden de papieren vliegtuigjes zorgvuldig.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toeplooien with some of the pronouns.
- Ik heb de brief toegeplooid voordat ik hem in de envelop stopte.
- Hij heeft zijn jas netjes opgeplooid voordat hij naar buiten ging.
- Wij hebben de tafel uitgeplooid voor het familiediner.
- Jullie hebben de handdoeken opgeplooid en in de kast gelegd.
- De kinderen hebben de papieren vliegtuigjes zorgvuldig geplooid.