omwerpen

Conjugations List of Omwerpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerp omwierp omheb omgeworpen
jij, je, uwerpt omwierp omhebt omgeworpen
hij, zij, hetwerpt omwierp omheeft omgeworpen
wijwerpen omwierpen omhebben omgeworpen
julliewerpen omwierpen omhebben omgeworpen
zij, zewerpen omwierpen omhebben omgeworpen

Presens
Beta

Example presens sentences for Omwerpen with some of the pronouns.

  • Ik werp de bal om.
  • Jij werpt de tafel om.
  • Hij/zij/het werpt de boeken om.
  • Wij werpen de stenen om.
  • Jullie werpen de glazen om.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omwerpen with some of the pronouns.

  • Ik wierp de bal om.
  • Jij wierp de tafel om.
  • Hij/zij/het wierp de boeken om.
  • Wij wierpen de stenen om.
  • Jullie wierpen de glazen om.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omwerpen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal omgeworpen.
  • Jij hebt de tafel omgeworpen.
  • Hij/zij/het heeft de boeken omgeworpen.
  • Wij hebben de stenen omgeworpen.
  • Jullie hebben de glazen omgeworpen.