verreizen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | null | null | null |
jij, je, u | null | null | null |
hij, zij, het | null | null | null |
wij | null | null | null |
jullie | null | null | null |
zij, ze | null | null | null |
PresensBeta
Example presens sentences for Verreizen with some of the pronouns.
- Ik verreis regelmatig naar het buitenland.
- Jij verreist vaak naar exotische bestemmingen.
- Hij/Zij/Het verreist elke zomer naar de kust.
- Wij verreizen graag tijdens de schoolvakanties.
- Jullie verreizen met de trein naar verschillende steden.
- Zij verreizen met de auto naar Duitsland.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verreizen with some of the pronouns.
- Vroeger verreisde ik altijd met mijn familie naar de Ardennen.
- Toen ik jong was, verreisde jij veel naar Frankrijk.
- Hij/Zij/Het verreisde regelmatig naar Italië voor werk.
- In mijn jeugd verreisden wij elk jaar naar dezelfde camping.
- Jullie verreisden met de fiets door Nederland.
- Zij verreisden naar de tropen om te genieten van het warme weer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verreizen with some of the pronouns.
- Ik ben naar Parijs verreisd voor mijn verjaardag.
- Jij bent al meerdere keren naar Azië verreisd.
- Hij/Zij/Het is vorig jaar naar Amerika verreisd.
- Wij zijn samen naar Spanje verreisd voor een strandvakantie.
- Jullie zijn net terugverreisd van jullie rondreis door Europa.
- Zij zijn naar Afrika verreisd om wilde dieren te zien.