zeveren

Conjugations List of Zeveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzeverzeverdeheb gezeverd
jij, je, uzevertzeverdehebt gezeverd
hij, zij, hetzevertzeverdeheeft gezeverd
wijzeverenzeverdenhebben gezeverd
julliezeverenzeverdenhebben gezeverd
zij, zezeverenzeverdenhebben gezeverd

Presens
Beta

Example presens sentences for Zeveren with some of the pronouns.

  • Ik zever over het weer.
  • Jij zeveren graag over politiek.
  • Hij/zij zeverd altijd over kleine dingen.
  • Wij zeveren over onze favoriete tv-programma's.
  • Jullie zeveren vaak over eten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zeveren with some of the pronouns.

  • Vroeger zeeverde ik altijd over mijn huiswerk.
  • Toen jij jong was, zeverde je vaak over sprookjes.
  • Hij/zij zeeverde gisteren over het verkeer.
  • In die tijd zeverden wij veel over muziek.
  • Jullie zeeverden vroeger veel over schoolervaringen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zeveren with some of the pronouns.

  • Ik heb gezeverd over de vakantieplannen.
  • Jij hebt al genoeg gezeverd vandaag.
  • Hij/zij is uitgezeverd over zijn werkproblemen.
  • Wij hebben gezeverd over de nieuwe buren.
  • Jullie hebben te lang gezeverd over de filmkeuze.