revolteren

Conjugations List of Revolteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrevolteerrevolteerdeheb gerevolteerd
jij, je, urevolteertrevolteerdehebt gerevolteerd
hij, zij, hetrevolteertrevolteerdeheeft gerevolteerd
wijrevolterenrevolteerdenhebben gerevolteerd
jullierevolterenrevolteerdenhebben gerevolteerd
zij, zerevolterenrevolteerdenhebben gerevolteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Revolteren with some of the pronouns.

  • Ik revolteer tegen onrecht.
  • Jij revolteert met passie.
  • Hij revolteert voor vrijheid.
  • Zij revolteren tegen de regering.
  • Wij revolteren voor gelijke rechten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Revolteren with some of the pronouns.

  • Toen ik jonger was, revolteerde ik vaak.
  • Vroeger revolteerde jij met veel energie.
  • Hij revolteerde regelmatig tijdens zijn studietijd.
  • Zij revolteerden dapper tijdens de protesten.
  • Wij revolteerden gedurende vele jaren voor verandering.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Revolteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gerevolteerd tegen het systeem.
  • Jij bent gepassioneerd gerevolteerd.
  • Hij heeft succesvol gerevolteerd.
  • Zij zijn in opstand gekomen en hebben gerevolteerd.
  • Wij hebben moedig gerevolteerd voor onze idealen.