behameren

Conjugations List of Behameren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbehamerbehamerdeheb behamerd
jij, je, ubehamertbehamerdehebt behamerd
hij, zij, hetbehamertbehamerdeheeft behamerd
wijbehamerenbehamerdenhebben behamerd
julliebehamerenbehamerdenhebben behamerd
zij, zebehamerenbehamerdenhebben behamerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Behameren with some of the pronouns.

  • Ik behamer een spijker in de muur.
  • Jij behamert het metaal met een hamer.
  • Hij/Zij behamert de planken voor het timmerwerk.
  • Wij behameren de stof om het glad te maken.
  • Jullie behameren de deur om hem weer recht te krijgen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Behameren with some of the pronouns.

  • Ik behamerde een spijker in de muur.
  • Jij behamerde het metaal met een hamer.
  • Hij/Zij behamerde de planken voor het timmerwerk.
  • Wij behamerden de stof om het glad te maken.
  • Jullie behamerden de deur om hem weer recht te krijgen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Behameren with some of the pronouns.

  • Ik heb een spijker in de muur behamerd.
  • Jij hebt het metaal met een hamer behamerd.
  • Hij/Zij heeft de planken voor het timmerwerk behamerd.
  • Wij hebben de stof behamerd om het glad te maken.
  • Jullie hebben de deur behamerd om hem weer recht te krijgen.