bepantseren

Conjugations List of Bepantseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbepantserbepantserdeheb bepantserd
jij, je, ubepantsertbepantserdehebt bepantserd
hij, zij, hetbepantsertbepantserdeheeft bepantserd
wijbepantserenbepantserdenhebben bepantserd
julliebepantserenbepantserdenhebben bepantserd
zij, zebepantserenbepantserdenhebben bepantserd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bepantseren with some of the pronouns.

  • Ik bepantser
  • Jij bepantsert
  • Hij/Zij/Het bepantser
  • Wij bepantseren
  • Jullie bepantseren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bepantseren with some of the pronouns.

  • Ik bepantserde
  • Jij bepantserde
  • Hij/Zij/Het bepantserde
  • Wij bepantserden
  • Jullie bepantserden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bepantseren with some of the pronouns.

  • Ik heb bepantserd
  • Jij hebt bepantserd
  • Hij/Zij/Het heeft bepantserd
  • Wij hebben bepantserd
  • Jullie hebben bepantserd