fijnwrijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wrijf fijn | wreef fijn | heb fijngewreven |
jij, je, u | wrijft fijn | wreef fijn | hebt fijngewreven |
hij, zij, het | wrijft fijn | wreef fijn | heeft fijngewreven |
wij | wrijven fijn | wreven fijn | hebben fijngewreven |
jullie | wrijven fijn | wreven fijn | hebben fijngewreven |
zij, ze | wrijven fijn | wreven fijn | hebben fijngewreven |
Presens
Example presens sentences for Fijnwrijven with some of the pronouns.
- Ik wrijf de tafel fijn.
- Jij wrijft het glas fijn.
- Hij/Zij/Het wrijft de stof fijn.
- Wij wrijven de vlekken fijn.
- Jullie wrijven de krassen fijn.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Fijnwrijven with some of the pronouns.
- Ik wreef de tafel fijn.
- Jij wreef het glas fijn.
- Hij/Zij/Het wreef de stof fijn.
- Wij wreven de vlekken fijn.
- Jullie wreven de krassen fijn.
Perfectum
Example perfectum sentences for Fijnwrijven with some of the pronouns.
- Ik heb de tafel fijn gewreven.
- Jij hebt het glas fijn gewreven.
- Hij/Zij/Het heeft de stof fijn gewreven.
- Wij hebben de vlekken fijn gewreven.
- Jullie hebben de krassen fijn gewreven.