samenstellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stel samen | stelde samen | heb samengesteld |
jij, je, u | stelt samen | stelde samen | hebt samengesteld |
hij, zij, het | stelt samen | stelde samen | heeft samengesteld |
wij | stellen samen | stelden samen | hebben samengesteld |
jullie | stellen samen | stelden samen | hebben samengesteld |
zij, ze | stellen samen | stelden samen | hebben samengesteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Samenstellen with some of the pronouns.
- Ik stel een team samen voor het project.
- Jij stelt de boodschappenlijst samen.
- Hij stelt een menu samen voor het diner.
- Wij stellen een plan samen om het probleem op te lossen.
- Zij stellen een jury samen voor de talentenjacht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Samenstellen with some of the pronouns.
- Vroeger stelde ik mijn eigen kleding samen.
- Toen hij jong was, stelde hij vaak fietsroutes samen.
- Wij stelden vroeger zelf ons eten samen.
- Als kind stelde ik graag puzzels samen.
- In die tijd stelden ze handmatig telefoonboeken samen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Samenstellen with some of the pronouns.
- Ik heb een presentatie samengesteld voor de vergadering.
- Jij hebt een playlist samengesteld voor het feest.
- Hij heeft een rapport samengesteld over de resultaten.
- Wij hebben een cadeaupakket samengesteld voor onze vriendin.
- Zij hebben een reisroute samengesteld voor de vakantie.