fluisteren

Conjugations List of Fluisteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfluisterfluisterdeheb gefluisterd
jij, je, ufluistertfluisterdehebt gefluisterd
hij, zij, hetfluistertfluisterdeheeft gefluisterd
wijfluisterenfluisterdenhebben gefluisterd
julliefluisterenfluisterdenhebben gefluisterd
zij, zefluisterenfluisterdenhebben gefluisterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Fluisteren with some of the pronouns.

  • Ik fluister in haar oor tijdens de film.
  • Jij fluistert altijd als je een geheim hebt.
  • Hij fluistert zachtjes om de aandacht niet te trekken.
  • Zij fluisteren samen over hun plannen.
  • We fluisteren stiekem achter hun rug.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fluisteren with some of the pronouns.

  • Ik fluisterde vroeger vaak met mijn beste vriendin.
  • Jij fluisterde zachtjes terwijl je een grap vertelde.
  • Hij fluisterde in het donker om geen anderen wakker te maken.
  • Zij fluisterden samenzweerderig tijdens de vergadering.
  • We fluisterden stilletjes in de bibliotheek.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fluisteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gefluisterd toen ik de verrassing verklapte.
  • Jij bent al eerder betrapt op fluisteren tijdens de les.
  • Hij heeft fluisterend zijn excuus aangeboden.
  • Zij hebben fluisterend de roddels verspreid.
  • We hebben gefluisterd over onze vakantieplannen.