optillen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | til op | tilde op | heb opgetild |
jij, je, u | tilt op | tilde op | hebt opgetild |
hij, zij, het | tilt op | tilde op | heeft opgetild |
wij | tillen op | tilden op | hebben opgetild |
jullie | tillen op | tilden op | hebben opgetild |
zij, ze | tillen op | tilden op | hebben opgetild |
PresensBeta
Example presens sentences for Optillen with some of the pronouns.
- Ik til de zware doos op.
- Jij tilt de koffer op.
- Hij tilt de tafel op.
- Wij tillen de boeken op.
- Zij tillen de stoelen op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Optillen with some of the pronouns.
- Ik tilde de zware doos op.
- Jij tilde de koffer op.
- Hij tilde de tafel op.
- Wij tilden de boeken op.
- Zij tilden de stoelen op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Optillen with some of the pronouns.
- Ik heb de zware doos opgetild.
- Jij hebt de koffer opgetild.
- Hij heeft de tafel opgetild.
- Wij hebben de boeken opgetild.
- Zij hebben de stoelen opgetild.