spenderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spendeer | spendeerde | heb gespendeerd |
jij, je, u | spendeert | spendeerde | hebt gespendeerd |
hij, zij, het | spendeert | spendeerde | heeft gespendeerd |
wij | spenderen | spendeerden | hebben gespendeerd |
jullie | spenderen | spendeerden | hebben gespendeerd |
zij, ze | spenderen | spendeerden | hebben gespendeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Spenderen with some of the pronouns.
- Ik spendeer mijn tijd graag aan lezen.
- Jij spendeert veel geld aan kleding.
- Hij/Zij spendeert zijn/haar energie aan sporten.
- Wij spenderen onze vakantie in Frankrijk.
- Zij spenderen hun vrije tijd aan vrijwilligerswerk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Spenderen with some of the pronouns.
- Vroeger spendeerde ik veel geld aan uitgaan.
- Toen ik jong was, spendeerde jij veel tijd aan gamen.
- Hij/Zij spendeerde altijd te veel moeite aan onbelangrijke details.
- Wij spendeerden al onze energie aan het organiseren van het evenement.
- Zij spendeerden elke zomermaand in het buitenland.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Spenderen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn geld goed gespendeerd.
- Jij hebt je tijd verstandig besteed.
- Hij/Zij heeft haar energie verspild aan nutteloze zaken.
- Wij hebben ons budget goed gespendeerd op de reis.
- Zij hebben veel geld gespendeerd aan het renoveren van hun huis.