vissen

Conjugations List of Vissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvisvisteheb gevist
jij, je, uvistvistehebt gevist
hij, zij, hetvistvisteheeft gevist
wijvissenvistenhebben gevist
jullievissenvistenhebben gevist
zij, zevissenvistenhebben gevist

Presens

Example presens sentences for Vissen with some of the pronouns.

  • Ik vis elke zaterdag in de rivier.
  • Jij vist graag op zee.
  • Hij vist met zijn vrienden in het meer.
  • Zij vissen naar forel in de beek.
  • Wij vissen vaak in de buurt van de haven.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Vissen with some of the pronouns.

  • Vroeger viste ik altijd met mijn opa in de gracht.
  • Jij viste regelmatig in de vijver achter het huis.
  • Hij viste elke zomer in de rivier toen hij jong was.
  • Zij visten vroeger samen met hun vader in de zee.
  • Wij visten als kinderen vaak in de sloot achter de school.

Perfectum

Example perfectum sentences for Vissen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gevist en een grote vis gevangen.
  • Jij bent al naar de vismarkt geweest en hebt verse vis gekocht.
  • Hij heeft al vele jaren gevist en kent alle beste plekken.
  • Zij hebben vorige week gevist tijdens hun vakantie in Noorwegen.
  • Wij zijn naar de visvijver gegaan en hebben daar veel vis gevangen.