kruipen

Conjugations List of Kruipen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkruipkroopheb gekropen
jij, je, ukruiptkroophebt gekropen
hij, zij, hetkruiptkroopheeft gekropen
wijkruipenkropenhebben gekropen
julliekruipenkropenhebben gekropen
zij, zekruipenkropenhebben gekropen

Presens
Beta

Example presens sentences for Kruipen with some of the pronouns.

  • Ik kruip naar de finishlijn.
  • De baby kruipt door de kamer.
  • De spin kruipt op de muur.
  • Mijn hond kruipt onder de tafel.
  • Wij kruipen voorzichtig over het ijs.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kruipen with some of the pronouns.

  • Hij kroop langzaam door het donkere bos.
  • Ze kroop als een slang over de grond.
  • Mijn broertje kroop stiekem uit bed.
  • Toen ik klein was, kroop ik graag in kleine tunnels.
  • De soldaten kropen door het prikkeldraad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kruipen with some of the pronouns.

  • Hij is naar de overkant gekropen.
  • We hebben door de modder gekropen.
  • Ze is onder het bed gekropen.
  • Ik ben langs de smalle opening gekropen.
  • Jullie zijn onder de lage takken gekropen.