uitstappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stap uit | stapte uit | ben uitgestapt |
jij, je, u | stapt uit | stapte uit | bent uitgestapt |
hij, zij, het | stapt uit | stapte uit | is uitgestapt |
wij | stappen uit | stapten uit | zijn uitgestapt |
jullie | stappen uit | stapten uit | zijn uitgestapt |
zij, ze | stappen uit | stapten uit | zijn uitgestapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitstappen with some of the pronouns.
- Ik stap uit de bus.
- Hij stapt uit het vliegtuig.
- Wij stappen uit de trein.
- Jullie stappen uit de auto.
- Zij stappen uit de boot.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitstappen with some of the pronouns.
- Ik stapte uit de bus.
- Hij stapte uit het vliegtuig.
- Wij stapten uit de trein.
- Jullie stapten uit de auto.
- Zij stapten uit de boot.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitstappen with some of the pronouns.
- Ik ben uitgestapt uit de tram.
- Hij is uitgestapt uit de metro.
- Wij zijn uitgestapt uit de taxi.
- Jullie zijn uitgestapt uit de fiets.
- Zij zijn uitgestapt uit de camper.