gamen

Conjugations List of Gamen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgamegamedeheb gegamed
jij, je, ugametgamedehebt gegamed
hij, zij, hetgametgamedeheeft gegamed
wijgamengamedenhebben gegamed
julliegamengamedenhebben gegamed
zij, zegamengamedenhebben gegamed

Presens
Beta

Example presens sentences for Gamen with some of the pronouns.

  • Ik game elke dag een paar uur.
  • Jij gamet graag met je vrienden.
  • Hij/zij gamede vroeger veel, maar nu niet meer.
  • Wij gamen vaak samen online.
  • Jullie gamen altijd op de nieuwste consoles.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gamen with some of the pronouns.

  • Vroeger gamede ik altijd op mijn oude computer.
  • Als kind gamede jij het liefst de hele dag door.
  • Hij/zij gamede regelmatig met zijn/haar broers en zussen.
  • Wij gameden vaak samen in het weekend.
  • Jullie gameden fanatiek tijdens de toernooien.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gamen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren veel gegamed.
  • Jij bent al eerder naar bed gegaan omdat je veel hebt gegamed.
  • Hij/zij heeft nog nooit zoveel gegamed als vorige week.
  • Wij zijn al lang aan het gamen geweest voordat we pauze namen.
  • Jullie hebben al alle levels van dat spel uitgespeeld.