benaderen

Conjugations List of Benaderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbenaderbenaderdeheb benaderd
jij, je, ubenadertbenaderdehebt benaderd
hij, zij, hetbenadertbenaderdeheeft benaderd
wijbenaderenbenaderdenhebben benaderd
julliebenaderenbenaderdenhebben benaderd
zij, zebenaderenbenaderdenhebben benaderd

Presens
Beta

Example presens sentences for Benaderen with some of the pronouns.

  • Ik benader de klant op een vriendelijke manier.
  • Jij benadert het probleem vanuit een ander perspectief.
  • Hij benadert zijn werk met veel enthousiasme.
  • Wij benaderen de situatie zorgvuldig en voorzichtig.
  • Zij benaderen de onderhandelingen met een open houding.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Benaderen with some of the pronouns.

  • Ik benaderde de klant op een vriendelijke manier.
  • Jij benaderde het probleem vanuit een ander perspectief.
  • Hij benaderde zijn werk met veel enthousiasme.
  • Wij benaderden de situatie zorgvuldig en voorzichtig.
  • Zij benaderden de onderhandelingen met een open houding.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Benaderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de klant op een vriendelijke manier benaderd.
  • Jij hebt het probleem vanuit een ander perspectief benaderd.
  • Hij heeft zijn werk met veel enthousiasme benaderd.
  • Wij hebben de situatie zorgvuldig en voorzichtig benaderd.
  • Zij hebben de onderhandelingen met een open houding benaderd.