meetellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tel mee | telde mee | heb meegeteld |
jij, je, u | telt mee | telde mee | hebt meegeteld |
hij, zij, het | telt mee | telde mee | heeft meegeteld |
wij | tellen mee | telden mee | hebben meegeteld |
jullie | tellen mee | telden mee | hebben meegeteld |
zij, ze | tellen mee | telden mee | hebben meegeteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Meetellen with some of the pronouns.
- Ik tel mee in het project.
- Jij telt mee in onze beslissing.
- Hij telt altijd mee in de wedstrijd.
- Zij tellen mee bij de organisatie.
- Wij tellen alle stemmen mee.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meetellen with some of the pronouns.
- Vroeger telde ik altijd mee in de discussies.
- Toen jij jong was, telde je nog niet echt mee.
- Hij telde vroeger nooit echt mee in het groepswerk.
- Zij telden altijd mee in de familiebijeenkomsten.
- Wij telden vroeger niet mee in de besluitvorming.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meetellen with some of the pronouns.
- Ik heb meegeteld tijdens de vergadering.
- Jij hebt ook meegerekend in de kosten.
- Hij heeft altijd meegeteld in het team.
- Zij hebben volledig meegedaan en meegeteld.
- Wij hebben de punten nauwkeurig meegeteld.