mythologiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mythologiseer | mythologiseerde | heb gemythologiseerd |
jij, je, u | mythologiseert | mythologiseerde | hebt gemythologiseerd |
hij, zij, het | mythologiseert | mythologiseerde | heeft gemythologiseerd |
wij | mythologiseren | mythologiseerden | hebben gemythologiseerd |
jullie | mythologiseren | mythologiseerden | hebben gemythologiseerd |
zij, ze | mythologiseren | mythologiseerden | hebben gemythologiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Mythologiseren with some of the pronouns.
- Ik mythologiseer graag over historische figuren.
- Jij mythologiseert de betekenis van oude mythen.
- Hij/Zij mythologiseert vaak verhalen uit de oudheid.
- Wij mythologiseren de goden en godinnen van de Griekse mythologie.
- Jullie mythologiseren de heldendaden van bekende personages.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mythologiseren with some of the pronouns.
- Vroeger mythologiseerde ik graag over sprookjesfiguren.
- Toen ik jong was, mythologiseerde jij over heldhaftige avonturen.
- Hij/Zij mythologiseerde regelmatig over de oorsprong van tradities.
- In die tijd mythologiseerden wij veel over mythologische wezens.
- Als kind mythologiseerden jullie over magische krachten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mythologiseren with some of the pronouns.
- Ik heb gemythologiseerd over verschillende culturen.
- Jij hebt de geschiedenis van mythes geïntensiveerd.
- Hij/Zij heeft legendes op een nieuwe manier belicht.
- Wij hebben veel mythische verhalen bestudeerd.
- Jullie hebben de rol van mythen in de samenleving onderzocht.