opwaarderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waardeer op | waardeerde op | heb opgewaardeerd |
jij, je, u | waardeert op | waardeerde op | hebt opgewaardeerd |
hij, zij, het | waardeert op | waardeerde op | heeft opgewaardeerd |
wij | waarderen op | waardeerden op | hebben opgewaardeerd |
jullie | waarderen op | waardeerden op | hebben opgewaardeerd |
zij, ze | waarderen op | waardeerden op | hebben opgewaardeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Opwaarderen with some of the pronouns.
- Ik waardeer mijn telefoon op.
- Jij waardeert je abonnement op.
- Hij waardeert zijn prestaties op.
- Zij waarderen de service op.
- Wij waarderen het initiatief op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opwaarderen with some of the pronouns.
- Ik waardeerde mijn telefoon op.
- Jij waardeerde je abonnement op.
- Hij waardeerde zijn prestaties op.
- Zij waardeerden de service op.
- Wij waardeerden het initiatief op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opwaarderen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn telefoon opgewaardeerd.
- Jij hebt je abonnement opgewaardeerd.
- Hij heeft zijn prestaties opgewaardeerd.
- Zij hebben de service opgewaardeerd.
- Wij hebben het initiatief opgewaardeerd.