beboteren

Conjugations List of Beboteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeboterbeboterdeheb beboterd
jij, je, ubebotertbeboterdehebt beboterd
hij, zij, hetbebotertbeboterdeheeft beboterd
wijbeboterenbeboterdenhebben beboterd
julliebeboterenbeboterdenhebben beboterd
zij, zebeboterenbeboterdenhebben beboterd

Presens

Example presens sentences for Beboteren with some of the pronouns.

  • Ik beboter
  • Jij bebotert
  • Hij/Zij/Het bebotert
  • Wij beboteren
  • Jullie beboteren
  • Zij beboteren

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Beboteren with some of the pronouns.

  • Ik boterde
  • Jij boterde
  • Hij/Zij/Het boterde
  • Wij boterden
  • Jullie boterden
  • Zij boterden

Perfectum

Example perfectum sentences for Beboteren with some of the pronouns.

  • Ik heb beboterd
  • Jij hebt beboterd
  • Hij/Zij/Het heeft beboterd
  • Wij hebben beboterd
  • Jullie hebben beboterd
  • Zij hebben beboterd