belatafelen

Conjugations List of Belatafelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbelatafelbelatafeldeheb belatafeld
jij, je, ubelatafeltbelatafeldehebt belatafeld
hij, zij, hetbelatafeltbelatafeldeheeft belatafeld
wijbelatafelenbelatafeldenhebben belatafeld
julliebelatafelenbelatafeldenhebben belatafeld
zij, zebelatafelenbelatafeldenhebben belatafeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Belatafelen with some of the pronouns.

  • Ik belatafel regelmatig met mijn vrienden.
  • Jij belatafelt vaak over politiek.
  • Hij/Zij belatafelt graag over zijn/haar favoriete sport.
  • Wij belatafelen gezellig tijdens het diner.
  • Jullie belatafelen drukke werkdagen met een glas wijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Belatafelen with some of the pronouns.

  • Vroeger belatafelde ik vaak met mijn beste vriendin.
  • Toen ik jong was, belatafelden wij altijd over onze toekomstdromen.
  • Hij/Zij belatafelde gisteravond met zijn/haar ouders.
  • Wij belatafelden langdurig tijdens de vergadering.
  • Jullie belatafelden vrolijk terwijl ik aan het werk was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Belatafelen with some of the pronouns.

  • Ik heb belatafeld met mijn collega's op de teamuitje.
  • Jij hebt gisteren belatafeld met je buurvrouw.
  • Hij/Zij heeft onlangs belatafeld met een beroemde schrijver.
  • Wij hebben al meerdere keren belatafeld over deze kwestie.
  • Jullie hebben vorige maand belatafeld tijdens de familiebijeenkomst.