murmureren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | murmureer | murmureerde | heb gemurmureerd |
jij, je, u | murmureert | murmureerde | hebt gemurmureerd |
hij, zij, het | murmureert | murmureerde | heeft gemurmureerd |
wij | murmureren | murmureerden | hebben gemurmureerd |
jullie | murmureren | murmureerden | hebben gemurmureerd |
zij, ze | murmureren | murmureerden | hebben gemurmureerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Murmureren with some of the pronouns.
- Ik murmureer vaak over het slechte weer.
- Jij murmureert te veel over kleine dingen.
- Hij murmureert altijd over zijn buurman.
- Wij murmureren over de hoge prijzen.
- Zij murmureren over de trage service in het restaurant.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Murmureren with some of the pronouns.
- Ik murmureerde vroeger vaak over mijn studie.
- Jij murmureerde gisteren over het late eten.
- Hij murmureerde regelmatig over zijn buurvrouw.
- Wij murmureerden altijd over de lange werkdagen.
- Zij murmureerden vaak over het gebrek aan parkeerplaatsen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Murmureren with some of the pronouns.
- Ik heb gemurmureerd over de vertraging van mijn vlucht.
- Jij hebt te veel gemurmureerd tijdens de vergadering.
- Hij heeft nooit gemurmureerd over zijn werk.
- Wij hebben lang gemurmureerd over de politieke situatie.
- Zij hebben onlangs gemurmureerd over de nieuwe regels.