focussen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | focus | focuste | heb gefocust |
jij, je, u | focust | focuste | hebt gefocust |
hij, zij, het | focust | focuste | heeft gefocust |
wij | focussen | focusten | hebben gefocust |
jullie | focussen | focusten | hebben gefocust |
zij, ze | focussen | focusten | hebben gefocust |
PresensBeta
Example presens sentences for Focussen with some of the pronouns.
- Ik focus me op mijn studie.
- Jij focust op je carrière.
- Hij/zij/het focust zich op zijn/haar gezondheid.
- Wij focussen op duurzaamheid.
- Jullie focussen op de toekomst.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Focussen with some of the pronouns.
- Ik focuste me op mijn familie.
- Jij focuste op je vrije tijd.
- Hij/zij/het focuste zich op zijn/haar passies.
- Wij focusten op een nieuwe strategie.
- Jullie focusten op het organiseren van het evenement.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Focussen with some of the pronouns.
- Ik heb me gefocust op mijn hobby's.
- Jij hebt gefocust op je persoonlijke ontwikkeling.
- Hij/zij/het heeft zich gefocust op zijn/haar werk.
- Wij hebben gefocust op het verbeteren van onze vaardigheden.
- Jullie hebben gefocust op het bereiken van jullie doelen.