inprenten

Conjugations List of Inprenten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikprent inprentte inheb ingeprent
jij, je, uprent inprentte inhebt ingeprent
hij, zij, hetprent inprentte inheeft ingeprent
wijprenten inprentten inhebben ingeprent
jullieprenten inprentten inhebben ingeprent
zij, zeprenten inprentten inhebben ingeprent

Presens

Example presens sentences for Inprenten with some of the pronouns.

  • Ik prent woorden in tijdens de les.
  • Jij print afbeeldingen in je geheugen.
  • Hij/zij prent belangrijke feiten in zijn/haar hoofd.
  • Wij prenten de regels van grammatica in onze gedachten.
  • Zij prenten de namen van de steden in hun herinnering.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Inprenten with some of the pronouns.

  • Vroeger prente ik woorden in tijdens de les.
  • Jij printte afbeeldingen in je geheugen.
  • Hij/zij prentte belangrijke feiten in zijn/haar hoofd.
  • Wij prentten de regels van grammatica in onze gedachten.
  • Zij prentten de namen van de steden in hun herinnering.

Perfectum

Example perfectum sentences for Inprenten with some of the pronouns.

  • Ik heb woorden ingeprent tijdens de les.
  • Jij hebt afbeeldingen in je geheugen geprint.
  • Hij/zij heeft belangrijke feiten in zijn/haar hoofd geprent.
  • Wij hebben de regels van grammatica in onze gedachten ingeprent.
  • Zij hebben de namen van de steden in hun herinnering geprent.