vollopen

Conjugations List of Vollopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop volliep volben volgelopen
jij, je, uloopt volliep volbent volgelopen
hij, zij, hetloopt volliep volis volgelopen
wijlopen volliepen volzijn volgelopen
jullielopen volliepen volzijn volgelopen
zij, zelopen volliepen volzijn volgelopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Vollopen with some of the pronouns.

  • De glazen vullen zich met water.
  • Ik vul het bad met warm water.
  • We vullen de tank van de auto met benzine.
  • Jij vult je tas met boeken.
  • De emmer loopt langzaam vol met regenwater.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vollopen with some of the pronouns.

  • De beker liep over toen ik hem vol wilde laten lopen.
  • Ik liep naar de kraan om de emmer vol te laten lopen.
  • Vroeger lieten we de badkuip vollopen voordat we een bad namen.
  • Toen het begon te regenen, liet ik mijn schoenen per ongeluk vollopen met water.
  • Hij liet het zwembad vollopen met frisdrank in plaats van water.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vollopen with some of the pronouns.

  • Het glas is volgelopen met limonade.
  • Ik ben mijn agenda volgelopen met afspraken.
  • We hebben de kamer vol laten lopen met ballonnen.
  • Jij bent naar het park gelopen en hebt je flesje water volgelopen bij de fontein.
  • De bakker heeft de mandjes volgelopen met versgebakken broodjes.