uitschrabben

Conjugations List of Uitschrabben.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschrab uitschrabde uitheb uitgeschrabd
jij, je, uschrabt uitschrabde uithebt uitgeschrabd
hij, zij, hetschrabt uitschrabde uitheeft uitgeschrabd
wijschrabben uitschrabden uithebben uitgeschrabd
jullieschrabben uitschrabden uithebben uitgeschrabd
zij, zeschrabben uitschrabden uithebben uitgeschrabd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitschrabben with some of the pronouns.

  • Ik schraap het oude behang van de muur.
  • Jij schraapt je nagels met een vijl.
  • Hij schraapt de verf van het hout af.
  • Wij schrapen de aangekoekte resten van de pan.
  • Zij schrapen de ijslaag van de autoruit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitschrabben with some of the pronouns.

  • Vroeger schraapte ik altijd het oude behang van de muur.
  • Toen schraapte jij je nagels met een vijl.
  • Hij schraapte vroeger de verf van het hout af.
  • Wij schraapten vroeger de aangekoekte resten van de pan.
  • Zij schraapten vroeger de ijslaag van de autoruit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitschrabben with some of the pronouns.

  • Ik heb het oude behang van de muur afgeschraapt.
  • Jij hebt je nagels met een vijl afgeschraapt.
  • Hij heeft de verf van het hout afgeschraapt.
  • Wij hebben de aangekoekte resten van de pan afgeschraapt.
  • Zij hebben de ijslaag van de autoruit afgeschraapt.