huiven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | huif | huifde | heb gehuifd |
jij, je, u | huift | huifde | hebt gehuifd |
hij, zij, het | huift | huifde | heeft gehuifd |
wij | huiven | huifden | hebben gehuifd |
jullie | huiven | huifden | hebben gehuifd |
zij, ze | huiven | huifden | hebben gehuifd |
PresensBeta
Example presens sentences for Huiven with some of the pronouns.
- Ik huif tijdens de optocht.
- Jij huift graag in het park.
- Hij/zij/het huilt om het verlies.
- Wij huiven op feestjes.
- Jullie huiven vaak samen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Huiven with some of the pronouns.
- Ik huilde elke avond als kind.
- Jij huilde bijna nooit.
- Hij/zij/het huilde toen hij/zij/het gewond raakte.
- Wij huilden van vreugde.
- Jullie huilden van emotie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Huiven with some of the pronouns.
- Ik heb gehuild toen ik het nieuws hoorde.
- Jij hebt gehuild na de film.
- Hij/zij/het heeft gehuild van blijdschap.
- Wij hebben gehuild tijdens de ceremonie.
- Jullie hebben gehuild om het afscheid.