ophakken

Conjugations List of Ophakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhak ophakte opheb opgehakt
jij, je, uhakt ophakte ophebt opgehakt
hij, zij, hethakt ophakte opheeft opgehakt
wijhakken ophakten ophebben opgehakt
julliehakken ophakten ophebben opgehakt
zij, zehakken ophakten ophebben opgehakt

Presens

Example presens sentences for Ophakken with some of the pronouns.

  • Ik hak op het vlees.
  • Jij hakt de groenten.
  • Hij hakt de boom om.
  • Zij hakt het hout klein.
  • We hakken de ui fijn.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Ophakken with some of the pronouns.

  • Ik hakte op het vlees.
  • Jij hakte de groenten.
  • Hij hakte de boom om.
  • Zij hakte het hout klein.
  • We hakten de ui fijn.

Perfectum

Example perfectum sentences for Ophakken with some of the pronouns.

  • Ik heb het vlees gehakt.
  • Jij hebt de groenten gehakt.
  • Hij heeft de boom omgehakt.
  • Zij heeft het hout klein gehakt.
  • We hebben de ui fijngehakt.